woensdag 27 februari 2013

VINTAGE BEAUTIES






















RASPOETIN








Leven

Raspoetin kwam oorspronkelijk uit een boerenfamilie uit het district Tjoemen in Siberië.
Hij wordt ook wel eens de 'gekke monnik' genoemd, maar het was geen geheim dat hij getrouwd was en anderen noemden hem een religieuze pelgrim en gebedsgenezer. Hij speelde een belangrijke rol aan het hof van de laatste Russische tsaar Nicolaas II en had daardoor direct of indirect moiede invloed op de val van het tsarisme en de opkomst van het bolsjewisme.
Het verhaal gaat dat Raspoetin door de Moeder Gods was aangeraakt en gevraagd was om naast het bed te verschijnen van de jongetsarevitsj Aleksej om het bloeden te stoppen. Dit bloeden werd veroorzaakt door de stollingsziekte hemofilie waarbij inwendige bloedingen kunnen ontstaan die niet tijdig stoppen. Tijdens zo'n bloeding leed de tsarevitsj ernstige pijn en afhankelijk van waar de bloeding plaatsvond, kon de jongen zich niet goed bewegen. Zo kwam het vaak voor dat hij tijdelijk niet kon lopen. De prins had deze (erfelijke) ziekte gekregen via zijn moeder, kleindochter van koningin Victoria, die draagster van de ziekte was. Als draagster had zij de ziekte zelf niet, maar kon hem wel via haar genen doorgeven aan haar (mannelijke) kinderen.
Toen Raspoetin in 1905 in Sint-Petersburg aankwam, kwam hij niet direct bij de tsarenfamilie terecht; hij maakte pas in 1907 contact toen de tsarina Raspoetin had opgeroepen. Hoe het ook zij, iedere keer wanneer Raspoetin bij de tsarevitsj werd geroepen, voelde de jongen zich vrij snel daarna een stuk beter. Over de redenen achter de effectiviteit van de 'behandelingen' wordt nog steeds druk gespeculeerd. Raspoetin kreeg grote invloed aan het hof en had dan ook een grote schare bewonderaars.
Door zijn grote macht aan het hof en op de Russische politiek en vooral door het feit dat veel mensen hem tijdens de Eerste Wereldoorlog als Duits spion zagen, werd hij vooral door de Russische adel steeds meer gewantrouwd. Volgens sommige bijgelovige Russen zou hij zelfs over een duivelse macht beschikken. Verder stond het ter discussie of Raspoetin überhaupt wel een echte monnik was, en waren zijn seksuele uitspattingen legendarisch (o.a. de verkrachting van een non).

[bewerken]De moord

Raspoetin werd in de nacht van 28 op 29 december 1916 door de Russische prins Felix Joesoepov in diens paleis te Petrograd vermoord.
Raspoetin en zijn bewonderaars, foto Karl Boella, 1914
Deze moord is onderwerp van speculatie. Het meest gangbare verhaal is dat Raspoetin door Joesoepov bij hem thuis werd uitgenodigd voor een feest. Een bevriende arts moest een overdosis kaliumcyanide (KCN), genoeg om een stier te doden, in het voor Raspoetin bestemde gebak doen. Verder was ook Raspoetins wijn vergiftigd. Raspoetin is daar echter niet aan overleden, maar voelde zich wel na vier gebakjes en drie glazen wijn slaperig en ging naar buiten. Daar vuurde Joesoepov een aantal kogels op hem af. Raspoetin viel maar toen Joesoepov het lichaam naderde zou Raspoetin zijn bijgekomen en hebben geprobeerd Joesoepov te wurgen terwijl hij 'stoute jongen' in diens oor fluisterde. De medesamenzweerders beschoten hem vervolgens opnieuw en Raspoetin viel wederom. Toen de samenzweerders bespraken wat ze met het lichaam zouden doen stond Raspoetin op en waggelde naar de groep toe. Hierop werd hij net zo lang met knuppels geslagen tot hij niet meer bewoog. Het lichaam werd vervolgens in het riviertje de Mojka gegooid. Uit autopsie bleek dat Raspoetin was verdronken. In het Erotica Museum van Sint-Petersburg staat een ca. 30 cm lange penis op sterk water, waarvan beweerd wordt dat die van Raspoetin is.[1][2]

[bewerken]De moord kritisch bekeken

Het gebak bevatte kaliumcyanide, maar door het bakproces verandert dit in blauwzuurgas. Dit is ook uiterst giftig, maar doordat het een gas is zal het zich vermengen met de lucht en in de uiteindelijke cake niet of nauwelijks meer voorkomen. Het was dus nog waarschijnlijker geweest dat juist de bakker van de cake zou zijn overleden, eerder nog dan Raspoetin zelf. Na het eten van de cake zou Raspoetin het paleis hebben kunnen ontvluchten omdat Joesoepov geen geweldig schutter was. Uiteindelijk, verzwakt door zijn verwondingen, is hij in het kanaal terechtgekomen, waar hij is verdronken.

De man die volgens velen schuldig is aan het ten val brengen van de Russische dynastie der tsaren, werd op 19 januari van het jaar 1869 geboren in het Siberische plaatsje Prokovskoe. Over zijn precieze geboortedatum bestaat in werkelijkheid veel onduidelijkheid, maar het moet ongeveer rond de genoemde datum zijn geweest. Zijn naam betekent in het Russisch 'de losbandige'. 
Over de jeugd van Grigori Efimovich Raspoetin is vrij weinig bekend. Hij zou een broer (Dimitri) en een zus (Maria) hebben gehad. Beiden stierven jong. Zijn zus, die epileptisch was, verdronk in een rivier en ook Dimitri overleed aan de gevolgen van een val in een rivier. Raspoetin redde zijn broer aanvankelijk nog wel door in de rivier te springen, maar Dimitri overleed later aan longontsteking. Er zijn verhalen die stellen dat Raspoetin de hand had in de dood van zijn broer en zus, maar bewezen is dat niet. 

In 1901 verlaat Raspoetin zijn land als pelgrim. Hij bezoekt Jeruzalem en Griekenland en komt in 1903 uiteindelijk in Sint Petersburg aan. Hier kreeg hij een grote reputatie onder de bevolking als ziener en genezer met profetische krachten. Het uiterlijk van Raspoetin kan meegespeeld hebben in de totstandkoming van zijn status als ziener. Zijn ogen waren zo doordringend dat hij er mensen mee kon hypnotiseren. 

Wonderdokter
Als Raspoetin in 1903 als pelgrim in Siberië is, hoort hij dat de jonge tsarevitsj Aleksej, zoon van tsaar Nicolaas II en tsarina Alexandra Fjodorovna, leed aan inwendige bloedingen. Twee jaar later wordt hij gevraagd om aan het hof te komen om de jongen te genezen. Raspoetin lijkt de jongen inderdaad te kunnen helpen. Tijdens zijn aanwezigheid leed de jongen minder pijn en knapte hij zienderogen op. 

De tsaar en tsarina, die zielsveel van hun zoon hielden, waren Raspoetin dankbaar en noemden hem 'onze vriend' en 'heilige man'. De familie vertrouwde de pelgrim steeds meer. Met name Alexandra zou hierdoor steeds meer onder zijn invloed zijn geraakt. Ze was er volgens sommigen zelfs van overtuigd dat God tegen haar sprak via de persoon Raspoetin. 

Raspoetin werd voor de buitenwereld al snel een controversieel figuur. Hij werd beschuldigd van een wild seksueel leven, zelfs van het verkrachten van een non en zou de tsaar en zijn vrouw te veel in zijn macht hebben. De macht van de keizerlijke familie werd steeds minder serieus genomen. In tal van kranten verschenen spotprenten, waarin de tsaar en zijn vrouw werden afgebeeld als schoothondje van Raspoetin. 

Raspoetin met zijn hand op de borst van de tsarina
De spotprent hiernaast toont Raspoetin met zijn hand op de borst van de tsarina. Volgens velen had Raspoetin dan ook niet alleen een sprituele relatie met de tsatina, maar ook een seksuele. 

WOI 
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt Raspoetins positie langzaam onhoudbaar. De tsaar vertrekt als legerleider naar het front en laat de tsarina alleen achter in Sint Petersburg, waar ze nog meer onder de invloed van Raspoetin zou zijn komen. Veel leden van de Russische adel denken dat Raspoetin een Duitse spion is. 

Volgens sommige berichten zou Raspoetin op een dag naakt op zijn balkon hebben gestaan en hebben gezwaaid met zijn geslachtsdeel, roepende: "Dit is wat Rusland regeert!". 

Moord
De Russische prins Felix Joesoepov brengt Raspoetin in de nacht van 28 op 29 december uiteindelijk om het leven. De druppel is voor hem vermoedelijk het gerucht dat Raspoetin een oogje op zijn vrouw Irina heeft. Om Raspoetin naar zijn paleis te lokken sturt hij uit naam van zijn vrouw een uitnodiging naar Raspoetin. Deze komt aan in het paleis in Moika en krijgt van Joesoepov en diens vriend groothertog Dimitri Romanov koffie en vergiftigde taart. 

Het levenloze lichaam van RaspoetinHet levenloze lichaam van Raspoetin
In de taart zou voldoende kaliumcyanide hebben gezeten om een paard mee te doden, maar veel effect leek dat niet te hebben op Raspoetin. Hij voelde zich volgens de berichten niet zo lekker, maar overleed er niet aan. Raspoetin ging uiteindelijk naar buiten waar Joesoepov hem neerschoot. Om er zeker van te zijn dat Raspoetin nu wel zou sterven, werd hij in een tapijt gewikkeld en in een gat in het ijs van de Moika gegooid. Voor hij dat deed zou Joesoepov de penis van de pelgrim af hebben gesneden. Het geslachtsdeel, ongeveer dertig centimeter lang, wordt momenteel op sterk water bewaard in het museum van erotiek in Sint Petersburg. Raspoetins lichaam wordt - nadat het enige tijd later uit het water is gehaald - verbrand. 

Het bericht dat Raspoetin niet zou zijn gestorven door de taart, zorgde voor geruchten dat Raspoetin echt buitennatuurlijke krachten had en misschien wel de duivel zelf was. Een verklaring hiervoor kan echter zijn dat kaliumcyanide tijdens het verhitten omgezet wordt in blauwzuurgas, ook giftig, maar vanwege het feit dat dit gas is, wordt het sneller vermengd met lucht en vervliegt het dus. 

[bewerken]

DE ROMANOV-DYNASTIE















maandag 25 februari 2013


De Romanovs in de negentiende eeuw

In 1913 vierde Rusland een jubileum: de Romanov-dynastie was driehonderd jaar aan de macht. In 1613 was de aartsvader van deze beroemde dynastie, de 16-jarige Michail Fjodorovitsj, uitgeroepen tot tsaar en grootvorst middenin een Rusland dat verscheurd was door oorlog en interne machtsstrijd. In 1913 was Rusland een wereldmacht geworden, maar desondanks zag het er niet veel beter uit: Balkanoorlogen, de dreigende Eerste Wereldoorlog, enorme sociale politieke en sociale onrust in Rusland zelf.
De dynastie kende echter ook meer glorieuze momenten. Hoogte- en dieptepunten wisselden elkaar vrijwel de gehele driehonderd jaar af. Dus ook tijdens de periode waar de tentoonstelling in de Hermitage Amsterdam over gaat, de negentiende eeuw, met uitloop tot aan de Russische Revolutie van 1917. Een tijd van zes tsaren; sommigen niet zo bekend, zoals Paul I, sommigen wel, vooral de laatste tsaar van Rusland Nicolaas II. Zij openden en besloten een tijd van schitterende hofcultuur en groot politiek en sociaal rumoer.

Paul I (1754-1801), tsaar vanaf 1796

Paul I, zoon en opvolger van Catharina de Grote, werd door zijn moeder buiten staatszaken gehouden, waardoor hij zich miskend voelde. Hij nam veel maatregelen die haar beleid ongedaan moesten maken. Direct na zijn troonsbestijging bijvoorbeeld stelde hij een strenge orde van opvolging in. Daarmee kwam een eind aan de willekeur van het ‘Reglement van Opvolging’ van Peter de Grote, volgens welke de heerser zelf een erfgenaam mocht aanwijzen. Nu was de opvolger in principe de oudste zoon van de heersende tsaar. Vrouwen werden uitgesloten van troonopvolging. Had de tsaar geen zoon, dan ging de troon naar zijn oudste broer. Overleed de oudste zoon voortijdig, dan nam de eerstvolgende zoon de troon over.
Paul had ook een hekel aan het Winterpaleis. Hij associeerde het met zijn moeder. Hij bouwde zijn eigen paleis iets verderop, bij de Zomertuin: het Michaël Kasteel. Het paleis moest hem veiligheid bieden en aanslagen voorkomen. Vergeefs. Paul werd veertig dagen na de oplevering in zijn nieuwe paleis vermoord.
In een poging zich meer in Europa te laten gelden was Paul I van 1798 tot 1801 Grootmeester van de Maltezer Orde, iets waar hij erg aan hechtte. Hij trouwde twee keer. Zijn eerste vrouw, Natalja Aleksejevna (geboren als Wilhelmina Louisa van Hessen-Darmstadt; 1755-1776) stierf in het kraambed. Nog in hetzelfde jaar hertrouwde hij, met Maria Fjodorovna (geboren als Sophia Dorothea van Württemberg; 1759-1828). Ze kregen tien kinderen onder wie ‘onze’ Anna Pavlovna (Paulowna). Het gezin bracht veel tijd door in het nieuwe buitenpaleis dat Catharina voor Paul had laten bouwen, Pavlovsk, vlakbij haar eigen zomerpaleis in Tsarskoje Selo.

Alexander I (1777-1825), tsaar vanaf 1801

Alexander I volgde in 1801 zijn vader Paul I op. Dankzij zijn aanvankelijke vriendschap met Napoleon werd in Rusland de empirestijl geïntroduceerd. Al snel werd deze stijl toegepast in allerlei vertrekken in het Winterpaleis en in de zomerpaleizen. Schilderingen met Griekse en Romeinse scènes sierden de wanden, meubels in Griekse. Etruskische en Egyptische stijl completeerden het interieur. Er ontstond ook een nationale variant, de Russische empire.
De latere vijandschap met Napoleon en de overwinning op hem na een Franse inval in Rusland, gaven de Russen een enorm gevoel van eigenwaarde, vooral toen Alexander het verslagen Parijs binnentrok met een grootse parade op de Champs-Élysées.
Alexander was al op vijftienjarige leeftijd getrouwd met Jelizaveta Aleksejevna (Louise van Baden; 1779-1826). Met haar kreeg hij twee dochters, die allebei stierven voordat ze twee jaar oud waren. Zelf overleed hij plotseling in Zuid-Rusland in november 1825. Zijn lichaam zou naar St.-Petersburg vervoerd zijn en zoals gebruikelijk begraven in de Peter en Paul Kathedraal, maar zijn tombe bleek in 1925 leeg te zijn…

Nicolaas I (1796-1855), tsaar vanaf 1825

De jongere broer van Alexander volgde hem op na diens plotselinge dood. Nicolaas was een militair in hart en nieren. Hoewel hij zei geen verstand van schilderijen te hebben, maakten de kunstcollecties van de tsaren onder zijn bewind belangrijke tijden mee. Tijdens een felle brand in december 1837, waarbij het Winterpaleis bijna afbrandde, hielp hij zelf om de kunstschatten in veiligheid te brengen. Het paleis werd zeer snel heropgebouwd en ging al in maart 1839 weer open. Daarna schakelde Nicolaas de Duitse architect en kunstschilder Leo von Klenze in om een nieuwe gebouw te ontwerpen voor de Hermitagecollectie. Aan het Winterpaleis vast bouwde hij een écht museum, in classicistische stijl. In 1852 opende de Nieuwe Hermitage als officieel museum voor de keizerlijke verzamelingen, toegankelijk voor iedereen.
Meteen in 1825 werd Nicolaas I geconfronteerd met een grote opstand, die van de Dekabristen. Die groep wilde hervormingen en zag liever zijn broer Konstantin op de troon, niet alleen als vermeend symbool van die hervormingen, ook omdat hij als oudere broer de eerstgegadigde voor de troon zou zijn. Konstantin had echter in stilte afstand gedaan van zijn opvolgingsrecht. Nicolaas was daardoor de wettige tsaar en greep zijn ‘recht’ door de opstand hard neer te slaan. De gebeurtenis tekende zijn regering, die zich kenmerkte door militarisme en strenge autocratie. Nicolaas stelde vele nieuwe regels op voor het hofprotocol en voor baluniformen en japonnen. Hij stierf onder mysterieuze omstandigheden in 1855. Volgens nooit helemaal ontzenuwde geruchten pleegde hij zelfmoord omdat de Russische nederlaag in de Krimoorlog onafwendbaar leek.
Nicolaas I trouwde in 1817 met Aleksandra Fjodorovna (geboren als Frederica Louise Charlotte Wilhelmina van Pruisen; 1798-1860). Aleksandra hield van lezen, dansen en muziek en had naar verluidt een goede, ironische kijk op mannen. Ze kleedde zich elegant en koos haar sieraden met smaak. Het echtpaar kreeg tien kinderen, van wie er twee dood geboren werden.

Alexander II (1818-1881), tsaar vanaf 1855

De regering van Alexander II werd gekenmerkt door een groot aantal hervormingen: afschaffing van de lijfeigenschap, verbetering van het onderwijs en stichting van een aantal universiteiten. Zijn liberale en hervormende politiek leverde niet alleen instemming op bij de bevolking. Er werden maar liefst zeven aanslagen op hem gepleegd, de laatste met fatale gevolgen. Op de plek waar een anarchist hem doodschoot, vlakbij het Winterpaleis, bouwde zijn zoon tsaar Alexander III ter nagedachtenis de bekende kerk van de ‘Verlosser op het Bloed’ (1883-1907).
Alexander II trouwde in 1841 met Maria Aleksandrovna (geboren als prinses Maria van Hessen; 1824-1880). Maria had een frêle gezondheid, maar baarde toch acht kinderen.

Alexander III (1845-1894), tsaar vanaf 1881

Door de onverwachte dood van zijn vader kwam Alexander III onvoldoende voorbreid op de troon, ook al doordat zijn oudere broer Nikolaj, de oorspronkelijke troonopvolger, was overleden aan tbc. Alexander III was veel minder progressief dan zijn vader en volgde een rigide conservatieve koers. In zijn publieke verschijning stond hij bekend om zijn harde, kille uitstraling. In huiselijke kring was hij echter een aimabele echtgenoot en vader, wat hij overbracht op zijn zoon Nicolaas II.
In 1866 trouwde Alexander met een Deense prinses, Marie Sophie Frederikke Dagmar (1847-1928), de voormalige verloofde van zijn overleden broer, na haar huwelijk Maria Fjodorovna geheten. Een knappe, zeer intelligente en elegante vrouw. Ze leerde Russisch om haar volk te kunnen begrijpen, wat haar populair maakte. Ze kreeg met Alexander zes kinderen. Maria was een van de weinige leden van de Romanov-familie die na de Revolutie ontsnapten aan de bolsjewieken. Ze vluchtte terug naar Denemarken. Ze overleed in Hvidøre bij Kopenhagen. Haar lichaam werd in 2006 bijgezet in de Peter en Paul Kathedraal in St.-Petersburg, volgens haar laatste wens.

Nicolaas II (1868-1918), tsaar van 1894 tot 1917

De laatste Romanov-tsaar zag zijn keizerrijk verworden van een van ’s werelds machtigste spelers tot een economische en militaire ramp. Hij nam de starheid van zijn vader over. Keer op keer wendde hij zich af van democratisering en moderne ontwikkelingen, maar in zijn besluiteloosheid stelde hij er niets tegenover. Daarmee zette hij het toneel voor het dramatische einde in 1917.
Uit zijn huwelijk (1894) met Aleksandra Fjodorovna (geboren als Alix van Hessen-Darmstadt; 1872-1918) werden eerst vier dochters geboren en toen pas een troonopvolger, Aleksej. Deze leed aan hemofilie en werd uit de openbaarheid gehouden. Gaandeweg trokken ook Nicolaas en Aleksandra zelf zich meer uit het publieke leven terug. Tijdens de Februarirevolutie van 1917 werd Nicolaas gedwongen af te treden. Hij riep zijn broer Michail uit tot nieuwe tsaar, maar werkelijke benoeming bleef uit. Eind 1917 namen de bolsjewieken de macht over. Nicolaas II en zijn gezin werden gevangengezet in Jekaterinenburg en daar allen in juli 1918 gefusilleerd.



vrijdag 22 februari 2013

JACQUES BREL
















Proloog: de voorouders van Jacques Brel

Brel (links) met Bobbejaan Schoepen
De overgrootvader van Brel, Jean-Augustin Brel, was vanaf 1833 burgemeester van het Vlaamse Zandvoorde (nu een deelgemeente vanZonnebeke). Als lid van de gegoede burgerij sprak hij, haast vanzelfsprekend, Frans.
De vader van Jacques, Romain (6 februari 1883 - 8 januari 1964) vertrok in 1911 naar Congo, werkend voor een handelsfirma. Op 3 december 1921 trouwde hij in Brussel met Elisabeth Van Adorp (14 februari 1896 - 7 maart 1964). Ze vestigden zich samen in Congo waar op 13 augustus 1922 de tweeling Pierre en Nelly werd geboren. In januari 1923 overleden beide kinderen aan tyfus. Op 19 oktober1923 werd een zoon geboren die (opnieuw) de naam Pierre kreeg. In 1926 keerden de Brels definitief terug naar Brussel. Ze vestigden zich in de buitenwijk Schaarbeek, waar in 1929 Jacques werd geboren. Romain verliet in 1931 de import-export en werd vennoot in de Brusselse kartonfabriek die in 1921 door zijn zwager Armand Vanneste was opgericht. Het bedrijf werd omgedoopt in Vanneste & Brel.
Jacques' moeder, door hem steevast Mouky genoemd (een Franse bastaardspelling van het Nederlandse moeke, koosnaam voormoeder), was erg gelovig. Ze hield van acteren en zingen en schreef af en toe liedjes. Romain Brel was een niet-praktiserend katholiek met een liberale politieke overtuiging. Hoewel hij Franstalig was, was hij niet uitgesproken francofiel. Op zijn twaalfde leerde hij Nederlands en zijn houding tegenover de taalkwestie was pragmatisch. Het bekrompen bourgeois-milieu waartegen Jacques Brel zich later in zijn chansons afzet is volgens tijdgenoten dan ook niet zozeer gebaseerd op het gezin waarin hij zelf opgroeide, maar veel meer op bijvoorbeeld de familie Vanneste, die Jacques van zeer nabij kende.

[bewerken]Levensloop

[bewerken]Jeugdjaren

Brel groeide op in een burgerlijk milieu. Aanvankelijk wees alles erop dat hij zijn vader later zou opvolgen als fabrieksdirecteur. Na het verlaten van de middelbare school werkte hij vier jaar lang bij de kartonfabriek Vanneste & Brel waarin zijn vader medevennoot was. Bij de humanistisch-Katholieke jeugdbeweging Franche Cordée legde hij zich ondertussen toe op zang en toneelspel. Hij ontmoette er ook Thérèse Michielsen ('Miche') met wie hij op 1 juni 1950 trouwde. Het paar kreeg drie dochters: Chantal (1951-1999), France (1953) en Isabelle (1958).

[bewerken]Eerste stappen als chansonnier

Ondertussen schreef Brel liedjes en gedichten. In 1952 begon hij onder de hoede van Angèle Guller voorzichtig aan een carrière als chansonnier. Hij trad op in haar radioprogramma, gaf optredens en maakte in 1953 een 78-toerenplaat met de, vergeleken met zijn latere repertoire, brave liedjes La Foire en Il y a. Een jaar later werd het duidelijk dat Brel geen fabrieksdirecteur zou worden maar chansonnier: hij vertrok naar Parijs waar hij met wisselend succes zijn werk aan de man bracht. Hij laat zijn visitekaartje achter bij de Franstalige radio in de vaste veronderstelling dat die zijn liedjes zal promoten. Maar dat gebeurt niet omdat de liedjes van Brel er niet aanspreken. Wie wel ontroerd wordt door het werk van Brel is Jef Claessen van Omroep Limburg . Hij haalt Brel naar Hasselt en laat hem in diverse uitzendingen live zingen. Zijn Vlaamse entree is gemaakt en in augustus 1953 was Jacques Brel voor het eerst op de radio te horen, dankzij Jef Claessen. Claessen was presentator en later directeur van BRT2 Omroep Limburg. Zijn plaat trok de aandacht van onder meerJacques Canetti; deze liet hem een paar keer in zijn cabaret Les Trois Baudets optreden.
Brels verrichtingen werden met wisselend enthousiasme ontvangen maar waren in ieder geval succesvol genoeg om in 1954 zijn gezin over te laten komen. In datzelfde jaar ontmoette hij Georges Pasquier ('Jojo') die zijn boezemvriend zou blijven. Uit dezelfde periode stammen de eerste contacten met pianist/arrangeur/orkestleider François Rauber en pianist Gérard Jouannest die Brel tijdens de rest van zijn muzikale carrière terzijde zouden staan. Rauber verzorgde de muzikale omlijsting op Brels grammofoonplaten terwijl Jouannest de vaste begeleider op het podium was. Beiden staan te boek als co-auteur van diverse chansons. Later voegde accordeonist Jean Corti zich bij deze kern van Brel-begeleiders.
In 1955 stond Brel aan de vooravond van zijn doorbraak. In de Brusselse Ancienne Belgique verzorgde hij een week het voorprogramma van Bobbejaan Schoepen.

[bewerken]Doorbraak

In 1956 beleefde Brel zijn doorbraak met het succesvolle plaatje Quand on n'a que l'amour. Brel was vanaf dat moment erkend artiest. Dat de kwaliteit van zijn gezinsleven er intussen niet op vooruit ging, bleek toen Miche in 1958 besloot om met de kinderen weer in Brussel te gaan wonen. Miche en Jacques leidden van dan af dat gescheiden levens maar de relatie werd nooit definitief verbroken. Jacques bleef kostwinner en speelde incidenteel de rol van huisvader. Dat hij er vele minnaressen op nahield, was een publiek geheim.
Vanaf de late jaren vijftig werd het werk van Brel grimmiger. Tijdgenoten meldden dat het vooral Jojo was die Jacques inspireerde om zijn katholiek-humanistische levensvisie te verruilen voor een wereldbeeld waarin de mens in de eerste plaats een strijder is. Gekoppeld aan de muzikale vakkunst van Jouannest en Rauber leverde dit een vernieuwde Jacques Brel op: in Les Flamandes uit 1959 trekt hij van leer tegen de hypocriete burgerlijke moraal die hij uit zijn jeugd kende; in Ne me quitte pas (1959) lijkt de liefde meer pijn dan goed te doen en La mort (1960) is het eerste uit een reeks Brel-chansons over de dood. Het zijn drie thema's die vanaf dat moment voortdurend opduiken in Brels teksten. Hij verwierf een serieuzer, literair imago, en joeg luisteraars tegen zich in het harnas die het zoetsappige Quand on n'a que l'amour misschien wel konden waarderen.

[bewerken]Brel als vedette

Het succes was er in ieder geval niet minder om. In de periode tot 1967 leidde Brel een hectisch bestaan waarin het niveau van zijn liedjes en optredens onveranderd hoog bleef. Tijdens zijn concerten verschoof het accent: was Brel aanvankelijk een cabareteske hofnar die af en toe een gevoelig liedje zong, naarmate de jaren vorderden speelde hij de rol van gedoemd dichter, die op het podium zijn persoonlijke pijn voor het voetlicht bracht. De intense manier waarop hij zijn chansons de zaal in spuugde, oogstte zelfs bewondering in landen waar de Franse taal traditioneel een onneembare hindernis vormt: in 1965 trad Brel op in Moskou en in de Carnegie Hall in New York.
In interviews, waar hij zich aanvankelijk met beleefde grapjes vanaf maakte, gaf Brel zich in de loop van de tijd steeds vaker over aan tobberig gefilosofeer over zijn door de volwassenen geroofde jeugd en de waarde van het najagen van, desnoods stompzinnige, dromen. Dergelijke ontboezemingen werden meestal snel gevolgd door een relativerend grapje want, hield Brel vol, het leven is uiteindelijk oninteressant en niet serieus te nemen.
Naast een intens tourschema van gemiddeld 300 optredens per jaar hield Brel er al die jaren een intens drink- en rookschema op na. Zijn nachtrust bestond uit hazenslaapjes en hij verloor tijdens een optreden naar eigen zeggen in een klein uur ruim een halve kilo aan lichaamsgewicht. Het wekte geen verbazing dat hij op 16 mei 1967 zijn laatste concert gaf. Als reden voor zijn afscheid gaf hij op dat hij bang was om zijn artistieke scherpte te verliezen. Ook wilde hij meer tijd vrijmaken voor 'andere dingen'. Daarnaast deden er geruchten de ronde dat Brel om gezondheidsredenen met optreden stopte. De titel van een Amerikaanse musical die rond dezelfde tijd een belangrijke impuls aan Brels bekendheid in de Angelsaksische wereld gaf, is in dit verband dan ook enigszins wrang: Jacques Brel is alive and well and living in Paris.

[bewerken]Brels tweede carrière

Brel ging het vanaf 1967 rustig aan doen. In zijn geval betekende dat: Don Quichot spelen in een door hem zelf geregisseerde musical (l'Homme de la Mancha) en een filmcarrière beginnen.
Hoewel zijn verrichtingen als filmacteur welwillend werden ontvangen, behaalde hij op dat gebied niet het enorme succes dat hem als zanger ten deel viel. De twee films die hij zelf regisseerde waren ronduit flops en Brel moest concluderen dat het najagen van deze droom in een mislukking was geëindigd. Ook de kindertheatervoorstelling Voyage sur la luneleverde niet het gewenste resultaat. Brel en Rauber leverden de liedjes voor deze musical maar bliezen de voorstellingen vlak voor de geplande première in 1970 af, omdat ze het werk van regisseur Jean-Marc Landier ondermaats vonden.
Minder artistieke bezigheden genoten na 1967 Brels aandacht: hij behaalde zijn vlieg- en zeilbrevet en bevoer samen met minnares Maddly Bamy per zeiljacht Askoy II de Atlantische en Stille Oceaan. Uiteindelijk belandde het paar op het eiland Hiva Oa, onderdeel van de Marquesaseilanden in de Stille Oceaan.

[bewerken]Afscheid

Het graf van Jacques Brel op Atuona(Marquesaseilanden)
Toen bij Brel in 1974 longkanker werd geconstateerd, vestigde hij zich definitief op Hiva Oa. Met het vliegtuigje 'Jojo' (genoemd naar zijn kort tevoren overleden vriend) verleende hij hand-en-spandiensten aan de lokale bevolking. Hij reisde nu en dan naar Europa voor medische behandeling (een deel van zijn linkerlong werd verwijderd) en uiteindelijk voor het opnemen van een laatste LP.
De LP Brel verscheen eind 1977 en was de eerste volwaardige Brel-plaat in bijna tien jaar. Er werden op de dag dat de plaat uitkwam 600.000 exemplaren van verkocht en in artistiek opzicht werd Brel als een succes beschouwd. Kort na het uitkomen van de plaat keerde Brel alweer terug naar Hiva Oa, waar hij tot de zomer van 1978 samen met Maddly verbleef.
Een snel verslechterende gezondheidstoestand dwong hem de laatste drie maanden van zijn leven in Frankrijk door te brengen. Hij stierf in een ziekenhuisbed in Bobigny (bij Parijs) aan een longembolie en werd begraven op Hiva Oa.

[bewerken]Na zijn dood

In de jaren na zijn dood raakte Brel allerminst in de vergetelheid. Zijn dochter France richtte in 1981 de Fondation Jacques Brel op, die sindsdien waakte over zijn artistieke nalatenschap. Al in 1962 had Miche Brel de muziekuitgeverij Editions Pouchenel in het leven geroepen om Brels werk uit te geven. In 2006 fuseerden beide tot Editions Jacques Brel.
In de 21ste eeuw wordt Brels werk door andere artiesten uitgevoerd. Franstalige radioluisteraars uit diverse landen riepen Ne me quitte pas uit tot het beste lied van de twintigste eeuw en kijkers van de RTBF kozen Brel op 20 december 2005 als De Grootste Belg. In de Vlaamse tegenhanger van deze verkiezingen eindigde hij als 7de.
Brels gecompliceerde verhouding met vrouwen echoot nog jaren na: de twee weduwes Miche Brel en Maddly Bamy bakkeleien 25 jaar na Brels overlijden nog steeds over de vraag waar Brels graf zich behoort te bevinden en wat (lees: wie) er precies op de steen vermeld moet staan. Daarnaast houdt Maddly Bamy de wereld periodiek op de hoogte van hetgeen Brel haar op bovennatuurlijke wijze vanuit het hiernamaals doorseint.

[bewerken]

donderdag 21 februari 2013

EDITH PIAF







Kleine vrouwtjes kunnen grote dames zijn. Maak kennis met de Franse publiekslieveling en chansonnière van La vie en rose Padam padam en Non, je ne regrette rien Edith Giovanna Gassion, ofte Edith Piaf (1915-1963).
Het aantal biografieën die over Edith Piaf geschreven zijn, kunnen bijna niet geteld worden, en toch is haar leven nog steeds in een waas van mysterie gehuld.
Edith Piaf
Ediths tragische levensverhaal begint in 1915, wanneer ze –zo wordt wel eens beweerd – geboren wordt buiten op een straathoek in de migrantenwijk Belleville, Parijs. Wat er ook van zij, Edith heeft geen suikerzoete kindertijd. Haar moeder, een drankverslaafde Italiaanse prostituee die bijklust als straatzangeres, verwaarloost haar als baby en laat haar al na twee maanden achter bij de vader. Vader Piaf, Jean Gassion, is een bekende circusacrobaat die geen raad weet met de opvoeding van de kleine Edith. en laat zijn moeder, de uitbaatster van een bordeel, voor haar zorgen. In haar vroege kinderjaren is ze tijdelijk blind als gevolg van een hoornvliesontsteking, om er na enkele jaren van te genezen.
Als Edith een jaar of zes is, eist haar vader haar toch weer op en neemt haar mee op tournees in circussen en nachtclubs, waar ze deel uitmaakt van zijn act. Haar vader kon haar geen evenwichtige opvoeding bieden, maar deed wel zijn best en hield van haar. Toch neemt ze op haar vijtiende afscheid van het circusleven, om op haar eentje naar Parijs terug te keren en op straat te zingen voor geld, vooral in de hoerenbuurt Pigalle. Op haar zeventiende krijgt ze een kind van een besteljongen, maar verliest haar dochtertje na twee jaar aan een hersenvliesontsteking. In die jaren als straatzangeres heeft ze relaties met ‘foute’ mannen, zoals een gewelddadige pooier.
Op een dag in 1935 wordt ze op straat ontdekt door de eigenaar van een nachtclub, Louis Leplée, die haar weet te overtuigen om in zijn Gernys op te treden. Hij is het die haar de artiestennaam geeft die ze haar hele leven zal behouden: ‘Piaf’ , of mus, naar haar kleine gestalte en haar bevende nervositeit. In de Gernys geeft ze onder grote publiciteit van Leplée haar eerste echte optreden, met in het publiek enkele beroemde schrijvers en acteurs. Vanaf dit eerste optreden is ze al mateloos populair, en datzelfde jaar nog neemt ze haar eerste twee platen op. Ze wist als geen ander haar tragische (liefdes-)leven te vatten in hartverscheurende scherpe ballades.
Edith Piaf
In 1936 slaat het noodlot weer toe als haar steun en toeverlaat Leplée dood wordt teruggevonden. De daders zijn oude bekenden van Edith, en ze wordt een tijdje verdacht van medeplichtigheid maar nadien vrijgelaten. Edith is kapot van de hele historie. Het is in deze zwarte periode dat ze Raymond Asso ontmoet, die haar nieuwe mentor en manager wordt. De twee beginnen een stormachtige liefdesrelatie, ook al is Asso getrouwd. Onder zijn management trekt ze volle zalen en de geldproblemen verdwijnen als sneeuw voor de zon. In 1939 verlaat ze Asso voor Paul Meurisse, een rijke acteur die haar laat kennismaken met de chicste rangen. Edith geniet van haar luxueuze leventje met vrienden als Jean Cocteau, maar haar relatie met Meurisse is slecht en gewelddadig.
In de oorlogsjaren die daarop volgen heeft Edith veel wisselende maar nooit bevredigende relaties. Wel leert ze volgens haar de liefde van haar leven kennen: de getrouwde bokser Marcel Cerdan, die tragisch genoeg sterft in een vliegtuigcrash als hij naar haar toe vliegt. Maar haar relatie met de Duitse bezetter is nog het minst duidelijk. Ze treedt zowel op voor het Franse leger als voor de Nazi’s, en is zelfs bevriend met enkele leden van de Gestapo. Aan de andere kant staat wel vast dat ze tenminste één Joodse kennis helpt ontsnappen uit Frankrijk. Zelf zal ze later beweren dat ze lid is geweest van het Verzet, maar hierover is veel onduidelijkheid. De oorlogsjaren zijn alleszins heel vruchtbaar geweest voor Ediths oevre: het is in deze periode dat ze haar meest bekende chansons zoals La Vie en Rose schrijft. Intussen heeft ze weer contact met haar ouders. Haar moeder bezorgt haar kopzorgen omdat ze zich altijd in de problemen werkt met de politie.
Na de oorlog breidt haar roem zich ook buiten Frankrijk uit en treedt ze overal in Europa op. Ze wordt een internationaal gevierde ster. Op haar beurt zet ze zich in voor aanstormende talenten die ze onder haar vleugels neemt, waaronder Charles Aznavour, Yves Montand en Les Compagnons de la Chanson.
In 1951 geraakt ze echter aan de drank, omdat ze de pijn wil stillen van haar gebroken arm en ribben na een vreselijk auto-ongeluk. Ze schuimt bars af en pikt vreemde mannen op uit eenzaamheid. Haar huwelijk in 1952 met Jacques Pills, een songwriter, maakt haar drankzucht er al niet veel kleiner op aangezien hij zelf alcoholicus is. Toch zou het haar beste en meest liefdevolle relatie worden, ook al scheiden ze vijf jaar later. In 1960 neemt ze haar versie van het wondermooie Non, je ne regrette rien op. Het wordt één van Frankrijks mijlpalen in de muziek. Twee jaar later trouwt ze nog eens met de twaalf jaar jongere Griekse Theo Sarapo, een zanger-kapper met wie ze af en toe samen optreedt.
In 1963 sterft Edith als gevolg van levercirrose, na maanden afwisselend wakker en bewusteloos te zijn geweest.